Een obligatie is een schuldbewijs voor een lening die in de meeste gevallen door een overheidsinstelling of een al dan niet commercieel bedrijf of instelling is aangegaan. Als een bedrijf geld nodig heeft kan het onder andere door uitgeven van een obligatielening aan de nodige middelen komen. De koper van de obligatie leent de uitgever een bedrag tegen een veelal van tevoren bepaalde rentevergoeding.
Door giraal effectenverkeer is niet elke obligatie werkelijk in papier vertegenwoordigd. De oorspronkelijke vorm van een obligatie is echter wel degelijk een papier, dat overigens uit twee delen bestaat: de mantel en het blad.
Een mantel is daarbij het werkelijke schuldbewijs, waarop staat aangegeven hoeveel de debiteur aan het eind van de looptijd, of eventueel bij eerdere afbetaling, zal betalen aan de bezitter van de obligatie. Verder vermeldt de mantel het te vergoeden rentepercentage en natuurlijk de gegevens van de debiteur.
Het tweede deel, het blad, is een verzameling van bonnetjes, de coupons. Deze coupons geven per rentevervaldatum (meestal jaarlijks) recht op een rentevergoeding over het geleende nominale bedrag van de obligatie.
Obligaties noteren normaal gesproken in procenten. Afhankelijk van de algemene rentestand zal voor een obligatie meer of minder dan 100% moeten worden betaald. Als de algemene rente stijgt dan zal de koers van de obligatie dalen, aangezien de toekomstige kasstromen (die gelijk blijven) tegen een hogere rente verdisconteerd worden.
Het aantrekkelijke van een obligatie is allereerst natuurlijk dat de uitgevende instantie verplicht is de obligatie aan het einde van de looptijd tegen de nominale waarde af te lossen. Dat betekent voor de bezitter van de obligatie dat hij of zij aan het einde van de looptijd 100% ontvangt, mits de onderneming niet failliet gaat. Er is bij een obligatie van een gezond bedrijf dus sprake van terugbetalingsgarantie.
Meestal is het zo dat naarmate de looptijd van een obligatie groter is, het rendement hoger ligt. Het rendement van een staatsobligatie kan verschillen van 3% voor 1-jarige staatsobligatie tot 5,5% voor een 30-jarige staatsobligatie. Het rendement van een bedrijfsobligatie ligt over het algemeen iets hoger, vanwege het hogere risico. De kans dat een bedrijf failliet gaat is natuurlijk groter dan dat de Staat failliet gaat. Daarom wil de belegger hiervoor een risicopremie ontvangen.
Het rendement op een obligatie is over het algemeen wat hoger dan de rente die u ontvangt op een spaarrekening. Als we het vergelijken met een belegging in bijvoorbeeld aandelen, dan gaat men ervan uit dat aandelen over het algemeen een hoger rendement genereren. Maar een belegging in aandelen brengt meer risico met zich mee. Allereerst krijgen de obligatiehouder bij een faillissement voorrang bij de uitbetaling ten opzichte van aandeelhouders. Ten tweede veranderen aandeelkoersen veel sterker dan obligatiekoersen.
Naast een redelijk rendement kunt u obligaties ook in uw beleggingspositie opnemen ter compensatie van andere beleggingen. Naast een belegging in aandelen zorgt een belegging in obligaties voor de nodige spreiding.